donderdag 16 oktober 2008

Emha Ainun en zijn Kiai Kanjeng, Interreligieus entertainment op een Bonte Woensdagavondtrein


Woensdag 15 oktober 2008 was de groep van Indonesische dichter, activist en relipop ster Emha Ainun in Rotterdam bij de Dialoog Academie, Rochussenstraat 120-2, op uitnodiging van de Turkse vereniging Islam en Dialoog (gerelateerd aan de Fethullah Gülen-beweging).





Voor een propvolle zaal kregen we allerlei. Allereerst werd begonnen met gezongen zikr, litaniën van namen Gods en korte formules als la ilaha illallah, 'Er is geen god dan de Ene God', God is Groot, Barmhartig, Vergevend. Veel in het Arabisch, maar dan een klassiek-Javaans lied, met gamelan begeleiding. Maar er was ook moderne Dangdut-stijl, en bijna-gospel Stand by me.... Ook pure fun als gezongen op het populaire Old Macdonald had a horse,
Wat doen we met mijn tante uit Marokko komt als ze komt..
en ze rijdt op twee kamelen als ze komt..
De 14-koppige band begeleidt dat met uitbundige Dixieland-jazzy stijl.

Ineens een Gospel-versie met wat gamelan-tonen erbij van Still Nacht (Malam Kudus in het Indonesisch-Javaans.

Uitbundige contrasten, cross-overs en allerlei combinaties van westers en oosters, arabisch en indonesisch, ook een mengeling van ernst en humor, lekker luisteren en meezingen, bijna Paul de Leeuw en Gert en Hermien ineen.

Emha legde in het begin uit dat de gewone reactie van een Indonesër op een slecht bericht, rampen, overlijden van een dierbare is om te gaan lachen. Dat is de bijdrage van Indonesië aan internationale spiritualiteit, om overal een beetje Goddelijke relativering in te zien. Fantastische belevenis.

donderdag 9 oktober 2008

Kan Maria een brug zijn tussen christenen en moslims?


KAN MARIA EEN BRUG ZIJN TUSSEN CHRISTENEN EN MOSLIMS?

Voor de bijeenkomst HEILIGE HUISJES, Den Bosch 12 okt. 2008
Lokatie: Orhan Gazi nMoskee, Schutskampstraat 9 (bij de Helftheuvel), Den Bosch,
13.30 ontvangst, programma van 14.00-16.30.

Maria, de moeder van Jezus, is een belangrijke figuur in het christendom. Maar ook moslims kennen haar als zodanig. Ze zit ook soms in islamitische afbeeldingen als een troon waarop Jezus is gezeten, compleet met vuurgloed om zijn hoofd.

Mooie en pakkende parallel-verhalen
In christelijke afbeeldingen komt haar man Jozef voor met een lelie in zijn hand. Dat komt van een verhaal dat in een oud volksevangelie staat (niet in de officiële evangelies) over de mannen die allemaal echtgenoot of voogd van Maria wilden worden. Ze moesten hun staf inleveren bij de priester van de tempel. Alleen aan die van Jozef bloeiden de volgende morgen lelies en zo werd hij voog en echtgenoot van Maria. In de Koran is er het verhaal dat de kandidaten hun rietpennen moesten inleveren. De pen die in een stromende beek tegen de stroom in ging drijven was die van de voogd voor Maria. In de islamitische traditie is dat Zakaria.

In Islam én Christendom is er het verhaal dat Maria in de tempel van Jeruzalem, in een soort kluis wordt opgevoed. Dan komt de engel Gabriel bij Maria die behoorlijk schrikt, maar wordt gerustgesteld. Haar wordt verteld dat zij een kind zal krijgen. Ook de islamitische engelen hebben vleugels. Gabriël heeft zo’n boodschap ook aan Mohammed gebracht, die er eveneens van schrok. Op de afbeelding zien we hier uit respect of angst, taboe, het gezicht van Mohammed niet ingetekend.
In islamitische handschriften uit het Mogoelrijk van keizer Akbar zien we hier de aankondiging van Gabriël aan Maria. Het is wel duidelijk dat hier de westerse en de islamitische kunst elkaar ook hebben beïnvloed.
Maar ook een huis van een rijke moslem-familie uit het Aleppo van de 12e eeuw heeft zo’n afbeelding van Maria met Jezus op haar schoot. Let even op die typische vuurvlam die er uit het hoofd van Jezus schiet. In de christelijke afbeeldingen heeft Jezus altijd een soort kroon op of om zijn hoofd, goudkleurig en daarom heet dat een aureool.
In de christelijke traditie wordt verteld dat Jezus in armelijke omstandigheden werd geboren, in een stal en omringd door dieren. Door de os en de ezel werd hij warm gehouden. In de islamitische traditie wordt verteld dat Maria uit schaamte om haar ongehuwd zwanger zijn de woestijn in ging, waar ze in de eenzaamheid haar kind kreeg. Maar er was wel goddelijke hulp: er was ineens een bloeiende palmboom en op de grond een beekje waar water stroomde. De engel bemoedigde daar Maria en zei haar dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Ze moest gewoon naar haar volk toegaan en als de mensen iets vroegen haar mond houden. Dan blijkt dat de baby al kon spreken en zijn moeder verdedigde en tegelijk aankondigde dat hij een groot profeet zou gaan worden.

Het goddelijke nabij in een warme en sympathieke moeder
In de christelijke traditie is Maria niet alleen de zuivere en hartelijke jonge moeder van de kleine baby Jezus, ze wordt ook vereerd als de Moeder van Smarten. Bij het plan van de Joden om Jezus te doden waren bijna alle leerlingen gevlucht volgens het evangelie. Alleen een van de jongsten, Johannes, stond daar met de moeder van Jezus en enkele andere vrouwen. Zo staat ze op het Isenheimer altaar helemaal bedroefd, in het wit gekleed, ondersteund door Johannes. Ze wordt zelfs wel afgebeeld met een hart dat doorboord is met zeven pijlen. Zodoende kan ze ook mooi een voorbeeld zijn voor mensen in allerlei moeilijkheden Zeer geliefd is ook de afbeelding van Michelangelo, een marmeren beeld dat in de Sint Pieterskerk van Rome staat. Het geeft het moment weer dat Jezus van het kruis genomen is.
Ik besef heel goed dat de meerderheid van de moslims over die kruisdood van Jezus anders denkt dan veel christenen. Daar zouden we ook heel lang over kunnen spreken. Ik wil er nu maar twee dingen over zeggen: Allereerst dat ook christenen geloven dat het plan dat de Joden beraamden om Jezus uit de weg te ruimen niet geslaagd is. De Joden hadden een plan en God had een plan en Gods plan is het beste plan, zo staat het in de Koran ook. Jezus werd van de dood gered door de verrijzenis, zo’n 40 uur na het kruisgebeuren. Dat is de christelijke visie. Moslims nemen vaak aan dat die redding al op het kruis is gebeurd. Maar dan denk ik zelf ook wel: wat maken die 40 uur uit. Gods plan is met betrekking tot Jezus uitgekomen en daar gaat het om. Ten tweede: over de betekenis van Jezus’ lijden, van dat kruisgebeuren bestaat onderling onder christenen ook een hele scala van betekenissen Er zijn er ook die zeggen dat vooral van betekenis is dat de woorden en inspiratie van jezus zijn doorgezet, dat dat het belangrijkste is, niet wat er met dat menselijke lichaam is gebeurd.



Een goddelijke figuur, maar wel helemaal mens
Dat Jezus een menselijke figuur is geweest, is in de geschiedenis van het christendom nogal eens vergeten. Jezus werd genoemd als zoon Gods en Maria al sinds het concilie van Efese als Moeder Gods (431). Een reactie daarop is de schildering van Max Ernst uit 1926 waar Maria Jezus even stevig op de billen geeft. Het kroontje van Jezus is daar ook afgevallen, terwijl het bij Maria nog wel op haar hoofd zit.
Dat christenen echt in de ene God geloven dat is bij moslims niet altijd goed overgekomen, met de grote waardering voor Jezus en ook voor Maria. Het is dan ook niet verbazingswekkend, dat in soera 5:116 een verwijt aan de Christenen: God vraagt dan aan Jezus Heb jij gezegd: Neem mij en mijn moeder tot goden naast God? Bij christenen is Maria nooit volgens de leer deel van de Drievoudige godheid geweest, maar we kunnen het bij de grote verering en die titel van Moeder Gods wel voorstellen dat anderen op dat idee zijn gekomen. Eén God dat is ook het vaste begin van de christelijke geloofsbelijdenis.
Overigens zijn Maria en Jezus niet de belangrijkste bijbelse figuren in de Koran. Het meest wordt Mozes genoemd, dan Abraham, dan Noach. Jezus en Maria komen pas daarna.

De volkse religie tegenover de officiële leer, modern wetenschappelijke realisme tegenover de aloude religieuze opvattingen
In Den Bosch wordt Maria speciaal vereerd in de Sint Janskerk. De Zoete Moeder heet zijn bij de Bossenaren. Achter in de kathedraal staat dat beeld waaraan wonderen worden toegeschreven: in de Middeleeuwen het verdrijven van de pest uit de stad, later talloze andere wonderen en nog steeds komen de hele dag door mensen hier binnen om even te zitten, een kaars op te steken en te bidden. Zij laten de rest van de kerk rusten. Zo was het ook bij mijn ouders. Mijn vader was dol op grote deftige plechtigheden die voorin de kerk plaats vonden, met veel koor en gezang met stevige en lange preken. Met veel mensen tegelijk daarmee bezig. Mijn moeder vond dat te lang, te ingewikkeld en te protserig die diensten in de grote kerk. Die ging liever even bij de Zoete Moeder zitten, kaarsje opsteken, zeggen wat ze op haar hart had.
In de geschiedenis van het christendom is door bisschoppen en priesters nogal eens zuinigjes en zelfs bedenkelijk gekeken naar die volksdevoties. De bedevaart in Lourdes werden aanvankelijk ook door de bisschop verboden. Maat het gewone volk heeft die devoties toch doorgezet.

In de moderne tijd wordt er onder krachtige gelofigen, maar ook wel bij minder kerkelijke en kritische mensen ook wel sceptisch en met twijfel gekeken naar die wonderen. Dat Maria als maagd een kind zou kunnen krijgen wordt zo bijvoorbeeld ook door de filmmaker Paul Verhoeven als flauwekul en ‘niet te geloven’ afgedaan in zijn Jezus boek waar overigens toch hele mooie stukken in staan over Jezus.
Ook Kader Abdolah staat zo kritisch tegenover die wonderlijke geboorte van Jezus uit Maria. In zijn Koran schrijft hij als inleiding op soera 19 Maria:
Maria stond naakt in de rivier. Opeens verscheen er een knappe man.
Maria schrok en rende naar de struiken om zich te verstoppen.
‘Wees niet bang, Maria,’ riep de man; ‘ik ben de engel Gabriël. Ik kom om je een kind te geven.’
De engel wist Maria over te halen, verleidde haar achter de dadelbomen en maakte haar zwanger... Maria baarde een zoon die Jezus heette...

Ja, die Kader Abdolah. Hij heeft ook een mooi kerstverhaal geschreven met twee thema’s. Het ene thema is de imam die sura Maryam niet wilde lezen en ook niet over Maria sprak, maar dat deed de verhalenverteller in het dorp wel en die wilde wel uitvoerig alles over Maria en Jezus meedelen. Het andere thema is problemen bij een bevalling in het dorp van Kader Abdolah. Vanwege complicaties moest hij als jonge jongen naar het naburige christelijke dorp, waar een gediplomeerde vroedvrouw was. Het was tegen de tijd van Kerstmis: Madama Rechel verliet toch haar christelijk dorp al was dat helemaal voor het kerstfeest verlicht, stapte in een trekker en kwam naar het moslimdorp van Abdolah. De bevalling liep goed. Het verhaal eindigt dan als volgt:

Er ontstond een nieuwe relatie tussen mijn vader en de christelijken. Vroeger zwaaide hij alleen naar hen. Nu drukte hij hun hand, maar zodra hij thuis was, spoelde hij zijn hand wel af. ‘Neem Iessa maar eens mee naar mijn huis,’ zei madam Rachel een keer tegen mijn vader. ‘Goed,’ zei hij. Maar hij deed het niet. Als hij bij haar op bezoek ging, zou hij eerst in bad moeten voor hij zou gaan bidden. ‘Jongen, breng je broertje naar madam,’ zei hij tegen mij. Ik zette mijn broer in het zadel en reed naar Masihadorp. Daar vonden twee belangrijke gebeurtenissen plaats:
Madam Rachel gaf me een klein oud boek met een leren kaft, De bijbelse verhalen. Misschien was het helemaal niet nodig, maar ik heb het mijn vader nooit verteld. Nu staat het boek naast het heilige boek van mijn vader in mijn kleine Hollandse bibliotheek.
En ik verloor mijn hart aan een meisje dat bij madam Rachel was en mijn broertje in haar armen nam. En het was de eerste keer dat een man van mijn familie op een christelijke viel.

Zo kan Maria inderdaad moslims en christenen verbinden.

Karel@Steenbrink.nu

zondag 31 augustus 2008

Van dialoog naar pluralisme

DIAN - Interfidei 17 jaar:1991-2008, impressies van een werkconferentie in Jogjakarta, 2 (8) tot 10 Augustus 2008 door
Karel Steenbrink (karel@steenbrink.nu)

DIAN - Interfidei werd in 1991 opgericht door een groep mensen rond Th. Sumartana. Het waren vooral intellectuelen uit Jakarta: Zulkifli Lubis (Tempo), Daniel Dakhidae (Kompas), Djohan Effendi, Eka Darmaputera. Temidden van de groeiende kloof tussen de religies (vooral het nieuwe zelfbewustzijn van de moslims via ICMI, groei van evangelikale christenen) wilden zij een instituut dat een ontmoetingspunt van religieus denken zou moeten kunnen worden. Aanvankelijk werd er ook nog wel gedacht in termen van een grote beweging, met een eigen universiteit, een campus waar gestudeerd en gediscussieerd zou worden. Wellicht had Sumartana nog groter wensen: hij beschouwde Sadrach en Kartini als twee personen die een synthese tussen de Javaans -Islamitische en de moderne-westerse- christelijke wereld probeerden te verwezenlijken; een beweging over de grenzen van religie en ras heen. Sadrach werd uit de Gereformeerde Zending gegooid, Kartini stierf te vroeg. Zij zijn de twee hoofdfiguren in de dissertatie van Tono. Wilde Sumartana alsnog hun missie verwezenlijken? Dat was op zaterdag 2 augustus, daags na mijn aankomst, een stelling van Jaspert Slob bij een morgendebat in het DIAN-huis aan de Jalan Banteng Utama in Noord-Jogjakarta.

Dat morgendebat zette ook verder een beetje de toon voor de hele komende week. Een zeer welbespraakte jonge vrouw, Mega Hidayati, gaf er een uitstekende exposé over ‘voor-oordelen’ naar de theorie van Gadamer. Of we het nu leuk vinden of niet, vooroordelen hebben we allemaal en ook in de dialoog kun je ze niet uitschakelen. Je zult ermee moeten leren leven, ze hanteren en een beetje manipuleren. Hidayati deed haar BA aan de islamitische UIN, haalde een masters bij het CRCS programma aan de seculiere staatsuniversiteit (in Cross cultural Religious Studies) en werkt nu aan haar dissertatie bij de protestante Duta Wacana. Zulke mensen komen er veel bij Interfidei: tussen 20-30 jaar, ouderejaars studenten die een pittig en open gesprek willen hebben, naast de oudere vertegenwoordigers van de religies. Mensen dus, die zich in een religieus pluriforme samenleving helemaal thuis voelen. Na een hoopvolle periode van strijd tegen Soeharto, voor democratie en openheid 1991-1998, dan de verheviging van de conflicten in de periode 1998-2003, is Interfidei de laatste vijf jaar al in een derde periode aangekomen met wat kalmer relaties, makkelijker contacten, bijna wekelijks toch weer gevallen en incidenten van intolerantie, maar vooral ook een nuchtere kijk op wat er in dit land op korte termijn mogelijk is. Dat is vooral conflictpreventie en bevorderen van persoonlijke relaties over de grenzen heen. Het gaat nu niet allereerst om interreligieuze dialoog met als doel overeenstemming over geloofswaarheden te bereiken, maar vooral om een vreedzaam samenleven, een rijke pluriformiteit.

Tussen 2 en 7 Augustus heb ik verder vooral oude contacten opgehaald. Bambang Subandrijo promoveerde in December 2007 aan de VU op een gevoelig onderwerp: het Jezusbeeld in Kolossenzen 1 en Sura 19 van de Koran. Hij vertelde over de verhitte debatten in Indonesië die hebben geleid tot het ontslag vanuit de Chinese GKI-kerk voor theologisch docent in Jakarta, Dr. Ioannes Rakhmat. De vaak zeer geëmotioneerde Ioannes (in Kampen tijdens de vreselijke moorden op Chinezen in 1998, toen vol met vervolgingswaazin) heeft veel lezingen gegeven over de archeologische vondsten in 1980 in Israël, waarbij een grafkistje met botten van een ‘familie van Jezus’ zou zijn ontdekt. Kan Jezus verrezen zijn, maar toch ook in een graf liggend, compleet met familie? Hij vond van wel, publiceerde met een dominee uit Nias een boek daarover, maar na een artikel in Kompas in april dit jaar, was het over en uit. Bambang neemt nu zijn colleges over. Zelf heeft Bambang met een soortgelijke controverse te maken gehad. Zijn Masters’ Thesis gaat over het begrip Kurios in de Paulusbrieven en Bambang beweert daarin dat Paulus geen ontwikkelde Triniteitsleer kent, een puur monotheïsme aanhangt en Jezus niet zonder meer met God gelijk wil stellen. STT-Rector Robert Borong werd op het matje geroepen bij evangelikale kerkleiders die hem geen diploma hadden willen geven, maar Borong verdedigde dat zo’n thesis bij de STT geaccepteerd kon worden. Later was een leider van een Toradja-kerk bij Bambang in de dienst en feliciteerde hem: ‘dat iemand die zo’n thesis schrijft toch een heel goede preek kan houden!’ Bambang wil zijn Jezus-boek einde dit jaar in Indonesische vertaling bij BPK-Gunung Mulia publiceren maar zal wel wat problemen willen voorkomen door voorzichtige formuleringen. Enerzijds moet de theologische dialoog met moslims gezocht worden, maar alleen sensatie en provocatie helpt niemand.

Voor de boeken en lezingen van de Oostjavaanse (zelf)bekeerder tot Syrisch Christendom Bambang Noorsena bestaat veel breder draagvlak, juist ook bij moslims. Ik kreeg een boek van Noorsena cadeau van Djohan Effendi, die er zeer positief over was. Dat oosters-christelijk discours over de triniteit kan juist wel wat sympathie krijgen bij moslims en het is ook niet zo bedreigend voor de christenen. Noorsena heeft een Institute for Syriac Christian Studies in Malang en geeft lezingen over heel Indonesië. Hij is daarmee een belangrijk vertegen-woordiger van een heel apart soort theologische dialoog geworden.

Er gebeurt nogal wat op Interreligieus gebied in Jogjakarta zelf. Ik ontmoette een aantal personen bij de CRCS, Center for Religious and Crosscultural Studies, onderdeel van de Postgraduate School van de Gadjah Mada University. Opgericht in 1997 samen met Temple University, worden daar zo’n 20 studenten begeleid voor een Masters Degree. Zij komen uit diverse religies en er zijn ook een vijftal buitenlandse studenten bij. Alle colleges worden in het Engels gegeven. Zainal Abidin Bagir heeft er de dagelijkse leiding. Dr. Simon Rae is voor de periode augustus-december 2008 aangesteld op kosten van Nieuw Zeelandse regering, terwijl Prof. Mark Woodward (Arizona State University) er de 2e helft van 2008 is. Op dezelfde lokatie is de nieuwe Ph.D.-opleiding gevestigd van UIN, UGM en Duta Wacana, onder leiding van Bernie Adeney. Op het gebied van theologische opleidingen is er interreligieus dus nogal wat te vinden.

Een bijzonder contact was er ook met de Jezuïet Sindhunata, leider van het cultureel tijdschrift Basis en als priester/romanschrijver min of meer de opvolger van Mangunwijaya. Na een periode waarin hij heel sterk de Javaanse cultuur verheerlijkte, zo zelfs dat hij beschuldigd werd van te sterk syncretisme tussen Javanisme en Christendom, is hij sinds 1998 steeds sterker ook zijn eigen Chinese wortels gaan onderzoeken. Ook al is het hem helemaal niet aan te zien, hij heeft zowel van vaders- als moederszijde Chinees bloed. Hij heeft een roman geschreven Putri Cina, waarin deze Chinese afkomst helder naar voren komt. Het is ook een soort aanklacht met de vraag, waarom Chinezen in Indonesië zo gemakkelijk de zondebok moeten spelen, en hun eigen cultuur niet mogen uitwerken, ook niet in de christelijke kerken. De roman is zeer succesvol, er zijn al een 25,000 exemplaren van verkocht.

DIAN/Interfidei, de locatie. Rondlopend in de omgeving van het kantoor van Interfidei viel het me op, dat het centrum heel aardig in de woonwijk zelf is geïntegreerd. Dankzij de lege plek naast het kantoor (gekocht, gereserveerd voor uitbreiding met bibliotheek, conferentie ruimtes en gastenkamers), was het ‘Interfidei-plein’, lapangan Interfidei, een startpunt voor de zondagmorgen-fitness loop, en wordt het zeer regelmatig ook gebruikt voor algemene bijeenkomsten van de wijk, waar vrijwel geen algemene openbare ruimte meer is. Bij de slotviering van het 17-jaarsfeest werden ook de buren van het centrum onderscheiden vanwege hun spontane en gemakkelijke hulp aan het centrum.
Iets soortgelijks valt te zien bij het katholieke PusKat, Pusat Kateketik of Catechetisch Centrum, al jaren geleden ontwikkelt door de Jesuïet Ruedi Hofmann voor media-trainingen en opnames voor radio- en TV-programmas van religieuze aard. Net als het Interfidei-kantoor (op ongeveer 1 km afstand), staat hier geen enkele afbakening, geen muur om het geheel. De bevolking kent het vooral als Balai Budaya Sinduharjo, dus als een dorps-ontmoetings¬centrum, omdat de grote open toneelruimte en het zwembad ook door de dorpsbewoners gebruikt kunnen worden. Hofmann (overleden 28 mei 2008) heeft daar een gebedsruimte met vier wanden (Boeddhisme, Hindoeïsme, Islam, Christendom) laten bouwen. Voor het christendom geen kruis (‘er is teveel geweld verricht in naam van het kruis’) maar een vogel met de tekst: ‘kijk naar de vogels in de lucht.. Uw hemelse vader voedt ze’. Aan de noordkant van het grote complex staat een hoog gebouw in Minangkabause stijl, waar je tussen de toppen van de bomen kunt zitten en bij helder weer de top van de Merapi kunt zien. Naast de grote religies dus ook een plaats voor in de natuurbeschouwing verbonden religie.

De conferentie: Bijeenkomst van het netwerk. Deze conferentie staat in de lijn van een serie die begonnen is in 2002, voortgezet in 2004 en 2006 (Banjarmasin), om kleine lokale actiegroepen bijeen te brengen en lokale acties te coördineren. In de periode 1995-2003 heeft DIAN landelijk veldonderzoek gedaan naar de oorzaken van de vele conflicten die toen speelden. Daaruit zijn een groot aantal lokale contacten ontstaan. In 2002 is er een eerste landelijke bijeenkomst van vredesactivisten geweest. In 2006 zijn er afspraken gemaakt om tot effectieve samenwerking te komen, maar er is weinig gebeurd: via e-mail werkt het allemaal niet goed en SMS is alleen voor zeer korte informatie, terwijl de afstanden te groot zijn om echt goed contact te houden. Tijdens deze bijeenkomst wordt voorgesteld dat er regionale coördinatoren van het netwerk moeten komen, zodat de reiskosten beperkt blijven. Het grootste deel van de drie dagen wordt besteed aan werken in groepen om de informatie over de lokale initiatieven uit te wisselen, elkaars werkwijze te leren en te bezien in hoeverre de bundeling van krachten kan gaan helpen.
Voorbeelden: Khairul Fahmi, student medicijnen in Aceh, die twee maanden voor zijn huwelijk moest gaan verwerken dat zijn verloofde met heel haar familie weggevaagd werd door de tsunami. Niemand werd teruggevonden. Hij werkt nu in zijn vrije tijd bij een NGO die toeziet op eerlijk en transparant gebruik van de steungelden in Atjeh.
Er was de ‘pak kyai’, Arifin Assegaf, lange tijd voorzitter van de Majelis Ulama van Ambon die vaak van hardliners als Abdurrahman Difinubun moest horen dat hij te slap was tegenover de christenen, maar nu zijn ze beide samen bij deze conferentie, samen met andere christenen en moslims uit Ambon en Kei-eilanden. Punt van gesprek was onder meer het verzet van traditionele moslims én strenge protestanten tegen het herleven van de oude adat, met name de pela-gebruiken. Panas pela wordt vaak als bijgelovig gezien, terwijl het toch het belangrijkste traditionele middel is om tot verzoening te komen en conflicten te vermijden. Zij vertelden ook dat er na de officiële opheffing van de Lasykar Jihad veel oud-strijders in Ambon zijn gebleven. Zij hebben vijf internaten opgericht, pesantren als een vorm van islamitisch onderwijs dat er vroeger niet was. In de mooie en dure gebouwen wordt nu de strenge salafistische leer onderwezen. Temidden van de verbrande gebouwen staan nu ook nieuwe kleuterscholen, van diezelfde stroming. Niet alleen de christenen, maar juist de traditionele Ambonese moslims hebben het meeste last van deze overblijfselen van de bloedige strijd uit 1999-2003.
De katholieke priester van Manado Yong Ohoitimur (oorspronkelijk uit Kei) kon berichten hoe in 2000 en de jaren daarna, christelijke jongeren van Manado milities hebben willen oprichten in navolging van en tegen de Lasykar Jihad. De vele vluchtelingen uit de noordelijke Molukken die in de Minahasa terecht waren gekomen, wilden daar ook maar al te graag aan meedoen. Alleen door een nauwe samenwerking tussen politie en kerkelijke leiders is deze escalatie niet doorgegaan.
Een interessante man was Nurhalis Majid, die wel wordt beschouwd als de nieuwe Cak Nur of Nurcholis Madjid. Hij komt uit Banjarmasin waar hij met Mujiburrahman aan de IAIN werkt, én in een NGO. Hij had opbeurende verhalen over scholen waar absoluut geen schoolgeld betaald wordt, van kleuterschool tot en met de hoogste middelbare school. De openbare aanklager onderneemt daar actie als het toch dreigt te gebeuren. De onderwijskrachten krijgen van de lokale regering geld boven hun staatssalaris, want daar kunnen zij toch ook niet van leven. De lokale kranten zijn daar zeer belangrijk voor actievoerders en zijn genegen kritische berichten op te nemen. Voor financiering van acties kon zijn NGO een beroep doen op lokale banken.
Weer anders is Esti Susanti, Chinese activiste uit Surabaya, die zich inzet tegen handel in jonge kinderen, vooral voor prostitutie. Zij hekelt het doodzwijgen van HIV, nu al de 4e doodsoorzaak in Indonesië. Ook het feit dat religieuze leiders er niet over spreken en nooit een woord van barmhartigheid laten horen en er maar van uitgaan dat alle leiders zelf een vrij leven leidden waardoor zij de ziekte hebben opgelopen. Esti is een afgestudeerd natuur-kundige, die redelijke kritische zin en zelfs weerzin tegen religie lijkt te hebben opgebouwd.

Een onverwachte gast bij de eerste conferentiedag was het hoofd van de provinciale politie voor het gebied van Jogjakarta. Een man die eerder als een geestelijk leider sprak dan als een doorgewinterd politieman. Hij probeerde met name ook begrip te krijgen voor de politie die vaak tussen de strijdende partijen in zit. Wat wij in Nederland gedogen noemt, krijgt in Indonesië dan de vorm van compromissen zoeken tussen de rechten van minderheden en opgefokte knokploegen die dreigen grote massa’s op de been te krijgen. Zo is het gebeurd bij de laatste actie tegen Ahmadiyah-moslims, een serie incidenten die als belangrijkste gebeurtenis werd genoemd. Het gaat momenteel dus vaak niet om moslims tegen christenen, maar vaak over de strijd van fundamentalistische moslims tegen minderheidsgroepen of ‘sekten’ binnen de islamitische traditie zelf. – Farid Wajdi, van de kritische NU-jongeren in Jogjakarta, LkiS, vroeg de politiecommissaris naar een geval waar zij gevraagd hadden om de relschoppers van FPI, Forum Pembela Islam te stoppen, en toen maar blij waren dat Banser, de knokploegen van de Nahdlatul Ulama er tegenin gingen en kerken met Kerstmis gingen bewaken. Waar is de politie dan?

Samin-beweging en de vrouw van de sultan. De avond van de 2e dag was voor een bijzondere presentatie van een actiegroep uit het gebied van noord-Java, Blora en Pati. Een zekere Suparwadi uit Blora leidde een activist van de Samin-beweging in. Dat is een beweging die al rond 1890 is ontstaan als lokale groep die tegen islamisering is, zichzelf aanhangers van de religie van Adam noemt en niet bij een wereldreligie wil horen. Zij spreken ook liefst het eigen Javaanse dialect, gaan niet graag elders naar school, zo’n beetje als de Amish van Pennsiylvenië. De activist gaf zijn verhaal in het Javaans, vertaald in het Indonesisch. Met hulp van activisten van elders hebben zij een film gemaakt van een poging om een identiteitsbewijs (KTP, Kartu Tanda Penduduk) te halen zonder vermelding van religie. Dat was een tragikomisch verhaal over onwillige, soms ook welwillende ambtenaren, die beweerden dat een computer pas een KTP kan aanmaken als er een van de vijf erkende religies op staat (Confucianisme is nu wel officieel erkend naast Islam, Hinduïsme, Boeddhisme, RK en Protestantisme, maar functioneert in de praktijk nog niet). Zonder KTP geen electriciteit in huis, geen telefoon, trouwen is dan ook niet mogelijk. Een andere korte film ging over de plannen van de cementfabriek van Gresik om in het centrum van het Samingebied een 2000 ha. af te graven voor de productie van cement, met alle vervuiling die daarbij hoort, verstoring van waterbronnen en dergelijke. Hier zien we religieuze tolerantie en pleidooi voor het milieu zeer harmonisch samengaan.

Jalaluddin Rachmat en Daniel Dakhidae. Er waren ook lezingen voor een plenum, ook bedoeld voor mensen buiten de ca 50 deelnemers aan het kern-seminar. Op de eerste morgen waren er zo’n 140 belangstellende voor mijn eigen lezing over omgaan met pluralisme. Ik nam Nederland tussen 1991-2008 onder de loep. Na het afschaffen van de verzuiling heeft Nederland veel moeite gehad te weten hoe om te gaan met de nieuwe verscheidenheid. Het lijkt de laatste jaren sterker te worden met de oproep om de islamisering van Nederland tegen te gaan, trots op ‘Nederland’ te zijn. Je kunt dit toespitsen op de vraag of er een Leitkultur moet zijn, waar de rest zich bij moet aanpassen: the winner takes all? Dat is zeker geen eerlijk omgaan met pluralisme, maar als christenen in Indonesië juist respect voor de kleine groepen, de minderheden willen, dan mag dat in Nederland niet anders zijn.
Jalaluddin Rachmat was de tweede spreker op de openingsmorgen. Hij is wel eens beschouwd als moslim-fundamentalist, activist in Bandung en Bogor. Dat deed hij ook door de islamisering van Iran door Khomeiny toe te juichen. Maar in de jaren 1980 was hij toch ook bekend als een voorstander van aspecten van de Sji’itische islam en dat viel bij veel Indonesische moslims slecht. Bij een dag vrij in Nederland had ik hem met zijn vrouw ooit naar Keukenhof gereden en die informele dag samen bleek nog diep in zijn geheugen gegrift te zijn. Hij had in een eerdere fase, begin jaren 1960 Doekarno nog wel een Hadji Peking genoemd, en was bij de veiligheidsdienst geroepen. Maar nu had hij een goed woord voor Soekarno, die in zijn vroege politiek veel aandacht had voor de kleine man, Marhaen en ook de Sji’itische denker Ali Shari’ati deelde deze aandacht met Soekarno. Jajaluluddin was de enige die in deze conferentie uitvoerig inging op de bijna vergeten ideologie van de Pancasila. (Overigens stond op de tas die uitgedeeld werd aan de deelnemers een citaat van Soekarno: Niemand kan God dienen, zonder alle andere mensen te dienen. Wij vinden God in de hut van de arme: orang tidak dapat mengabdi kepada Toehan dengan tidak mengabdi kepada sesama manoesia. Toehan bersemayam digoeboeknja simiskin). Jalaluddin verdedigde het pluralisme als realiteit tegen het dogmatisch fatwa van de MUI, die het zonder meer verboden heeft. Meerdere Koran-citaten kwamen naar voren, met als kern dat als God alle mensen gelijk had willen hebben hij geen verschil van man en vrouw, van godsdiensten en religies had geschapen of toegelaten, maar de mensen allemaal gelijk had kunnen maken. Een saaie wereld, misschien het ideaal van sommige politici en religieuze leiders.
Daniel Dakhidae vroeg bij de slotzitting onder meer aandacht voor de provocaties, ook wel te zien als profetische daden. In de Situbondo-zaak van oktober 1996 las de rechter het vonnis tegen de man die de profeet Mohammed had beledigd zo provocatief voor, dat het leek op een aanmoediging voor de massa om er actie over te gaan houden. Daarentegen wees hij op een katholiek priester in Bandung die een mis in het Arabisch deed om aan te tonen, dat het christendom universeel is. Tijdens zijn studie in Egypte had hij de ervaring opgedaan van een katholieke liturgie in het Arabisch.

Elga Sarapung trad niet vaak in het pleno op. Zij was eerder de organisator, de planner, de vrouw achter de schermen, die helemaal achter in de zaal alles volgde en maar een enkele keer, maar dan wel heel duidelijk, de bedoeling van de conferentie kon aangeven. De dagen voorafgaande aan de conferentie was zij steeds op de benedenverdieping van het Interfidei-kantoor aanwezig, mensen begroetend, pratend met de tien studenten die wekenlang bezig waren met de voorbereiding (o.m. VU student Peter Faber), nooit op haar kantoor, maar in de open huiskamer waar iedereen zo van de straat binnen kan lopen. Zij gaf geen uitvoerige uiteindzetting over de veroordeling van MUI van het pluralisme, maar stuurde zeer bekwaam haar Pesta Pluralisme.

woensdag 30 juli 2008

Op zoek naar de echte Fethullah Gülen III. Missie is de handhaving niet de uitbreiding

Dit is no 3 van een kleine trilogie die ik schreef naar aanleiding van ons bezoek aan Gülen-activiteiten in Istanbul, 8-13 mei 2008. Pas nu, 24 juli 2016 plaats ik de foto's erbij. Ik keek er opnieuw naar vanwege de coup van 15 Juli 2016 in Istanbul en de verheviging van de strijd tegen Gülen door de regering Erdogan sindsdien. Aan de tekst heb ik niets veranderd. Wat ik later schreef  over de beweging kan voor zichzelf spreken.



Coskun College, aan de Aziatische kant gelegen, hoog zodat de Bosporus prachtig te zien is. Engels is op deze elitaire school (hoog collegegeld, wel veel beurzen voor armer kinderen) de voertaal. Spiritualiteit is: hard werken, in harmonie met anderen maar sterke individuele wil.
Die mensen van de Gülen-beweging zijn actief zoals in de goede/oude/tijd verzuilde katholieken en protestanten bezig waren. In de zwakke staat Turkije richten zij scholen op, ziekenhuizen, eigen krant, wellicht ook eigen banken (zoals de NMB en de Boerenleenbank katholieke banken waren), zeker ook eigen universiteiten en dus ook kranten. Vanwege het overvolle programma moesten we het ziekenhuis laten schieten. We hebben wel twee top-scholen gezien.
De ene (Coskun College) was gelegen op een van de mooiste punten van Aziatisch Istanbul. Daar keek je op de Bosporus uit alsof het een rivier was, traag lopend tussen eindeloze rijen hoogbouw en op de ene top dan die rijke school voor superkinderen, begeleid door bijzondere leraren (overigens net zo slecht betaald als velen in Oxford of Harvard, zodat ook de idealisten wel weer wegliepen na een aantal jaren.
 
Er was ook een lagere school, super-ecologisch op een idyllisch paradijs gelegen, helemaal aan de noordoostrand, met een heuse dierentuin, aardbeien voor de leerlingen en vooral paardrijlessen.
Liefdadigheid, dat natuurlijk ook. We zijn bij het kantoor van Kimse Yok Mu geweest. Dat klinkt Koreaans maar schijnt Turks voor "Is daar iemand?" te betekenen. Het is begonnen bij de aardbeving van augustus 1999. Toen bleek dat er te weinig particuliere hulporganisaties waren, en de regeringsinstanties niet efficiënt werkten. Op een commerciële zender begon er toen een programma om donors anderen, getroffenen, te laten adopteren. Dat werkte zo goed, dar daaruit een professioneel uitziende organisatie is ontstaan, die eerst in het getroffen gebied werkte (ten zuiden van Istanbul), maar nu ook wereldwijd. Zo'n soort islamitische Mensen in Nood.
Het meest curieus was een bezoek aan de Fatih-University, waar de student 8000 euro collegegeld moet betalen. De docent die ons inleidde had tot voor een jaar in Delft bij de TU gewerkt en was weggekocht naar Istanbul. Veel geld, beetje heimwee, afijn hij verdiende nu bijna zoveel als in Delft, zat wel op rozen in Turkije. De universiteit was nog geen tien jaar oud, prachtige campus, veel kleurige hoofddoeken, maar lang niet alle meiden zo. Er is geen moskee op de campus: ze mogen op vrijdag de cantine gebruiken. Al het geld gaat naar de gebouwen, de medische faculteit, salarissen voor docenten. En wie het financiert? Weldoeners: de Vreesmannen en Brenninkmeyers dus van Islamitisch Turkije. Zo is Nijmegen dus ook van de grond gekomen, zij het niet zo snel en niet zo spectaculair.
De Gülen-mensen zijn niet zozeer bezig met anderen te bekeren. Ze hebben geen pretentie om de wereld islamitisch te maken. Ze willen graag een plaats voor religie en religieus geïnspireerd engagement in hun eigen land. Dat is nog steeds erg lastig in deze nadagen van het Kemalisme. Daarbij zien zij wereldwijd een goede toekomst voor een humanistische islam in samenwerking met andere religies, vooral het christendom.
Het is een bonte club. De donoren en de leiders willen niet altijd helemaal precies bekend gemaakt worden. Soms juist weer wel, want bij de etentjes die we hadden moesten we dan wel weer goed spreken met de specifieke sponsors. Een andere keer bleef het weer wat vaag. Onder de laag van het toeristische fantastische Turkije, hebben we zo een zeer levende beweging gezien, niet helemaal begrepen en zeker niet helemaal goed in kaart gebracht, maar wat we ervan gezien hebben overtuigde ons zeer. Moderne, dynamische mensen, die niet op alle fronten hetzelfde denken, maar die in contact willen blijven en willen communiceren. Dat is dus dialoog.

Op zoek naar de echte Fethulah Gülen II. Oude religie in een nieuwe wereld

Onderstaand is no 2 van een impressie die ik schreef over een bezoek aan Gülen-ectivitaiten in Istanbul, mei 2008. De foto's zijn er in Juli 2016 bijgeplakt, vanwege de coup van 15 juli 2016 en de tegencoup van de Erdogan-regering tegen alles wat Gülen is.

 
De avond van die tweede dag brachten wij in kleine groepen door bij families. Wij gingen met twee zestigers (Paule en ikzelf) en vier dertigers naar een jong gezin met twee kinderen. Zij had de religieuze middelbare school gedaan, goed in religie getraind dus. Maar was toen naar een opleiding tot scheikundelerares gegaan. Hij had theoretische natuurkunde gestudeerd, was gepromoveerd in de VS (Houston) en had een aanbieding van Groningen gehad als postdoc, maar zat nu bij een goede universiteit in Istanbul. Vervoer naar het werk is een veel voorkomend thema. Weinig auto's in deze wijk met alsmaar apartementen, waar ook weinig parkeerplaatsen zijn. De vrouw werkt nu niet, vanwege de hoofddoek en een beetje voor de kinderen. Dat vinden wij redelijk absurd, dat van die doek door voor- en tegenstanders zo'n sjibbolet wordt gemaakt. Een teken of je al dan niet (goede) moslim bent. Om daar nu een hele levens-stijl voor op te geven, dus geen betaalde werkkring e.d. vinden we eigenlijk te gek. Zeker omdat het niet eens met zoveel woorden in de Koran staat. Overigens hadden zowel de vrouw als de man een fantastisch bekeringsverhaal, over hoe zij tijdens een technische mwetenschappelijke studie getroffen waren door het voorbeeld van Gülen dat je een moderne weteschapper mag zijn en toch het oude geloof als inspiratiebron voor je leven houden.
In de geschriften van Gülen las ik her en der ook wat sneren naar de westerse vrouwen-emancipatie, die niet bepaald bewijs gaven van veel begrip. Ach, hij is 74, altijd in Turkije geleefd en lang als imam van een nette staatsmoskee?

Overigens is die Gülen-club geen homogeen of strak georganiseerde club. Gurkan Celik, is onze organisator en hij is ook de directeur van de Dialoog-Akademie. Zijn vrouw werkt al zo'n kleine 20 jaar bij de politiek van Brabant, nu in een kaderpositie. Zij is zelfstandig, zelfbewust, draagt geen hoofddoek, doet wel in deze groep mee. Zo dramatisch vrouw-onvriendelijk is het dus niet allemaal.

dinsdag 29 juli 2008

Op zoek naar de echte Fethullah Gülen I: toch een moslim-jezuïet?

Naar aanleiding van de coup van 15 Juli 2016 en vooral van de 'tegencoup'   door de regering Erdogan, die deze ontwikkeling gebruikte om de Gülen-beweging te onderdrukken heb ik er foto's aan toegevoegd en enkele verduidelijkingen, maar geen wezenlijk commentaar, behalve wat cursief is geschreven.
 
Van 8-13 mei 2008 organiseerde de Dialoog-Akademie een Istanbul-reis. Het werd aangekondigd als een in situ training in dialoog. We waren met 26 deelnemers, een aantal zestigers, bijna allemaal bij universiteiten werkzaam en een aantal dertigers, juist afgestudeerd. Doel was het bezoeken van organisaties en personen, gelieerd aan wat vaag 'De Gülen-beweging' wordt genoemd. Dat is een beweging die behoorlijk aanhangers en tegenstanders kent, zoals het huidige Turkije kennelijk over alles zwaar verdeeld is. Als een constitutioneel hof serieus overweegt om een partij te verbieden (de AK Paertij van Erdogan) die 46% van de stemmen kreeg en een democratisch gekozen president en eerste minister leverde, dan gaat het echt wel hard tegen hard.
Wat zagen wij in Istanbul? Allereerst natuurlijk vanaf het dakterras van ons hotel in het centrum van het oude Konstantinopel: de twee gigantische moskeeën. Links de oude dame, Heilige Wijsheid of Hagia Sofia, met vier ranke minaretten ernaast definitief tot moskee omgebouwd. Daarnaast op het eerste gezicht een bijna-gelijkend broer, de eigenlijk iets eleganter Blauwe Moskee (die hierboven is ingevoegd). Maar naast die toeristische hoogtepunten waren het vooral door Gülen geïnspireerde instellingen die wij bezochten.
Startpunt was de Journalist and Writers Foundation, opgericht door Gülen in 1994. Het was min of meer zijn politieke coming out, nadat hij tot 1980 vooral bezig was geweest met islamitische 'Alpha-trainingen', islamitische basiscursussen voor geloofskennis, en met het opzetten van kleine internaten voor begeleiding van middelbare scholieren, juist om kinderen met een religieuze achtergrond goede algemene ontwikkeling te bieden (naast versteviging van hun religieuze basis). Zoiets als wat de colleges van Jezuïeten, Dominicanen, Franciscanen, Broeders van Ouderbosch, zusters Ursulinen en talrijke anderen voor tienduizenden katholieken in Nederland deden. Net zoals bij die katholieke kostscholen zullen er vele tientallen, honderden zijn die daardoor een blijvende haat tegen het geloof of de geloofsdwang hebben opgelopen. Averij voor de ziel. Die kregen wij na terugkeer uit Nederland ook bij NOVA-TV te zien. De voorbeelden die wij hier zagen overtuigden ons dat het bij veel misschien heel goed kan aflopen!

Vanaf 1980 kon Gülen ook eigen scholen opzetten. Net als bij de vaderlandse verzuiling werd onderwijs zijn stevige anker voor een belangrijke plaats voor de islam in een door Atatürk behoorlijk religie-vijandig geworden maatschappij. De Gülen-scholen zijn zeker zeer modern, want religie en wetenschap bijten elkaar niet, integendeel, alleen door wetenschap kom je vooruit in het leven en die journalistenbeweging diende dus om in het sociaal-politieke leven een stem te krijgen. Gülen wil dat geen exclusief-islamitische stem laten zijn en staat zeer open naar de westerse wetenschapswereld en wil ook met andere religieuze stromingen goede contacten onderhouden. Hij bracht een kort bezoek aan de paus in 1987, waarvan foto's gemaakt zijn, die als een soort bewijs-van-openheid zijn gereproduceerd. Zo zijn er ook bezoeken aan de Oecumenische Patriarch in Istanbul. Er is een prachtige DVD met een lied waarop een Joods, Moslim en een Christelijk koor een nieuwe compositie zingen, Allahu Akbar en Ubi Caritas en Sjema' Israel Adonai Ehad door elkaar klinken, met een Turkse Gordon erbij die het aan elkaar zong. Dit interreligieus musiceren is in enkele miljoenen exemplaren in Turkije verkocht. Wij kregen ook een exemplaar. -
 Paule Maas-Steenbrink met Alaattin Erdal in de luxe van het Dolmabace-paleis
We zagen die eerste dag ook nog een modern (18e, 19e eeuws) paleis in Europese Versailles-stijl, Dolmabace, een soort tegenhanger van het oudere meer typisch islamitische Topkapi-Paleis. Het diner was ergens langs de Bosporus, rustplaats bij een boottocht met schitterend weer. Daar spraken we met zakenlui die de dialoog-activiteiten van het Gülen netwerk ondersteunden (en ook dit diner hadden betaald).
 Het lukte me niet om een mooie foto van het gebouw van buiten te maken. Hier een impressie van het trappenhuis.
De tweede dag begon met een bezoek aan de krant Zaman, waar we onder de indruk waren van het strak moderne en kolossale gebouw, van de kundigheid van diverse journalisten, waar we verder inzicht kregen in de ingewikkelde problemen van politiek Turkije, maar ook wel wat vragen hadden. Een van de inleiders, een Turk die jaren in de VS heeft gedoceerd, en de laatste vijftien jaar vaak bij Gülen was geweest, had geen goed woord over voor de Alevieten: allemaal OK, maar ze mogen zich zeker geen moslim noemen, want dat zijn ze helemaal niet. Dat vond ik redelijk ongenuanceerd, maar ik ben geen Turk en moest mijn mond hier verder maar over houden.

donderdag 15 mei 2008

Islamofobie: een nieuwe ziekte? Ofwel: dialoog als een oorlog van rapporten.

In de jaren dat Clinton nog president was, in 1998, werd er in de VS een Ambassador for Religious Freedom benoemd, als hoofd van de United States Commission on International Religious Freedom. Deze moet jaarlijks rapporteren aan het Congres over godsdienstvrijheid in de wereld. Daartoe moeten alle ambassadeurs ook weer jaarlijks een rapport daarover samenstellen voor deze ambassadeur. Het was een actie van christelijk rechts die daarmee vooral de belemmeringen voor verspreiding van christendom in de moslimwereld, in India en China wilde gaan bestrijden. De eerste ambassadeur was dan ook iemand die uit de zendingskringen kwam. Rapporten zijn te vinden via http://www.uscirf.gov/.
Dit is niet de enige site die bericht over de religieuze toestanden in een aantal landen. Er zijn de rapporten van Human Rights Watch, van Amnesty International. Daar lijkt nu een soort 'islamitisch tegenoffensief' gekomen te zijn in de vorm van de rapportage over Islamofobie in Europa. Deze zijn geschreven op initiatief van de OIC, Organization of the Islamic Conference, de 'islamitische wereldraad van kerken', maar dan vooral ook sterk aan de staten met een aanzienlijke moslimbevolking gerelateerd (ook Suriname, met 20% moslim zit daarbij).
Hun rapport is te vinden op http://www.oic-oci.org/oicnew/ en dan nog even doorzoeken naar Publications. Daar is zelfs een maandelijks bulletin te vinden over kwalijke zaken in de westerse wereld ten opzichte van moslims.
Zou je dit een oorlog van commissies en rapporten moeten noemen, een soort papieren dialoog? In ieder geval beter dan de fysieke oorlog!

woensdag 2 april 2008

Wilders' theologie over oud en nieuw

Een van de meest opmerkelijke uitspraken van Geert Wilders gaat over het Oude en Nieuwe Testament. De christenen hebben na het Oude Testament het (mildere en vredelievende) Nieuwe Testament gekregen. Zo zouden de moslims dus ook hun brute Koran moeten vervangen door eem mildere (of 'Wilderse') versie.
Dat is een oude ketterij. Marcion heeft de christenen rond 150 al opgeroepen om het hele Oude Testament te schrappen want die verkondigt een God van haat en wraak en te vervangen door het enige evangelie van Lukas, dat immers een vredelievende God van Liefde verkondigt.
De grote meerderheid van de christenen heeft zich daar niet bij neergelegd. Marcion is als een ketter veroordeeld door de kerk van Rome. Maar zijn eenvoudige en recht-door-zee leer steekt telkens weer de kop op. Het is dan ook een aantrekkelijk simpele leer. Maar het leven van de grote religies zit nu eenmaal ingewikkelder in elkaar. Zij hebben een rijke schat aan oude wijsheden, brutaliteiten, uitspraken die in context gelezen moeten worden. Zo alleen overleven zij, maar altijd wel met moeilijke ballast in hun ziel erbij. Toch maar handhaven, ook die soms wat rare uitspraken van Oude Testament, net zo goed als soms rare teksten van het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld als die redelijkerwijze ongeloofwaardige wonderverhalen: moeten we steeds een nieuwe betekenis voor zien te vinden.

donderdag 13 maart 2008

MOETEN WE GOD BIDDEN DAT HET WAT MINDER WORDT MET DIE RELIGIE?

[Deze tekst wordt gepubliceerd in het Turks-Nederlandse maandblad ZAMAN].

In 1967 begon ik mijn studie van de islam aan Nijmeegse Universiteit. Mijn hoogleraar voor Arabisch én Islam was een geleerde priester, lid van de societeit der Jezuïeten. Prof. Houben had een duidelijk visie: als alle christenen zich zouden richten naar de leer van Thomas Aquiinas en alle moslims naar Averroës, dan zou er harmonie en groot begrip tussen de twee groepen zijn, omdat die twee grote geesten uit de 13e eeuw immers zoveel gemeenschappelijks hadden. Dat was de tijd toen ook het 2e Vaticaans Concilie met groot respect over moslims begon te spreken. Overigens waren wij maar met twee studenten in college, want de aandacht voor de islam was nog minimaal.

Hoe anders is het nu 40 jaar later. Je kunt geen krant open doen of het een na het andere bericht gaat over de islam. En zo vaak negatief. Twee jaar geleden schreef een student er bij mij een doctoraal scriptie over: Islam in Het Parool. Hij had dank zij het goede archief de krant nageplozen van 1947 tot 1995. Van 1947-1970 waren er jaarlijks nauwelijks tien artikelen over Islam en moslims. Dat werden er een 20 per jaar in de jaren daarop. De uitbarsting kwam met de Salman Rushdie-zaak in 1989. Ineens stonden de kranten vol over de islam, overal ter wereld en ook vaak over Nederland. Het communisme was verdwenen en het westen had een nieuwe vijand nodig, de Islam. De gastarbeiders of migranten werden toen ineens moslims genoemd. Op allerlei fronten kwam die religie naar voren. Moslims waren schuld van inzakkende economie, pakten de Nederlandse banen af en nu staan ze voor onveiligheid. Het zou mooi zijn, als de zaken weer gewoon werden en de Koran en de Islam niet overal bijgehaald werden. We zeggen toch ook niet dat de christenen met elkaar strijden in Oeganda en Congo? Of dat de olieprijzen stijgen omdat de hindoes van India welvarender worden. Beetje minder religie dus graag! Asjeblief, lieve God! – Karel Steenbrink

donderdag 28 februari 2008

Is de Islam een concurrent voor christendom?

Er wordt tegenwoordig van alles en nog wat beweerd over moslims. Heel wat anders dan in mijn jeugd. Toen was voor mijn professor Dr. Sjeng Houben, een brave en conservatieve jezuiet priester, de islam bijna helemaal OK. Als de moslims tenminste Averroes zouden volgen en de christenen Thomas Aquinas, dan zou er perfecte harmonie zijn en samenwerking. Dat was 1967, de tijd kort na Vaticanum II toen het grote concilie ook gesproken had over een gezamenlijk Abrahamitisch erfgoed van Joden, Christenen en Moslims.
Hoe anders nu! De krimpende christenheid van Nederland of eigenlijk heel Europa heeft onder invloed van kortzichtige sociologen de oecumene al afgezworen. Kerken horen hun eigen identiteit en merk juist af te zetten tegen anderen. Dus kwamen de Nederlandse bisschopen na hun laatste 5-jaarlijkse ad-limina bezoek in Rome al terug met die boodschap, dat ze eigen grapjes en tradities zouden versterken. Meer wierook en kaarsen branden, meer aflaten en bedevaarten en zeker geen protestantse toenaderingen meer.
En zo kwam onlangs een bisschopelijk geluid over de islam als onze grootste concurrent op de reli-markt.
Dat religieuze marktdenken is komen overwaaien uit Amerika waar allerlei kleine sekten en religieuze eenmans-bedrijven het goed doen in TV en op de reli-markt. Maar dan wordt er wel vergeten dat christendom en zeker zo´n traditie als de Romana Catholica een wereldreligie is, per definitie dus een pluriform gebeuren. Met scherpslijpers, lallende bedevaartsgangers en carnevalschristenen allemaal in een enkele kerk. Dat moet kunnen en dan moet dat marktdenken asjeblief vergeten worden.
Geen concurrentie in religie lijkt me net zo belangrijk als dat andere adagium ´la ikraha di dien´ of geen dwang in religie. Met het erkenning van de vele vormen binnen een religie hebben we immers een belangrijke voorwaarde voor tolerantie en harmonie gevonden.

zaterdag 23 februari 2008

14 maart Voor wie eenmaal leven niet genoeg is

Studiedag 14 maart 2008, 10.00 – 13.00 uur

‘Reïncarnatie of één keer leven: twee perspectieven’

Universiteitscentrum De Uithof, Heidelberglaan 3
Universiteitsbibliotheek: Boothzaal
Inleiders

- Prof. dr. Henk M. Vroom
‘Reïncarnatie of één keer leven: twee perspectieven en hun gevolgen.’
Prof. Vroom is hoogleraar aan de Faculteit Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit te Amsterdam

- Ds. Aart Mak
‘Alleen God is Eén en Enig: Over het geduld van God en de weg van de mens.’
Ds. Mak is pastor van de Radiogemeente van Radio Bloemendaal

- Dr. Hugo S. Verbrugh
‘Totaliter aliter – helemaal het zelfde en tegelijk totaal anders. Reïncarnatie als oplossing voor het hierná-probleem.’
Dr. Verburgh was tot september 2002 werkzaam als universitair hoofddocent filosofie in de geneeskunde aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam

- Drs. Bikram Lalbahadoersing
‘Een Armanipak voor mijn ziel’
Drs. Lalbahadoersing is werkzaam bij radio OHM en tevens secretaris van de Hindoe Raad Nederland

Voertaal Nederlands

Bereikbaarheid De Uithof is vanaf NS-station Utrecht CS bereikbaar met bus 11 en 12;
uitstappen: halte Bestuursgebouw (Heidelberglaan) en daarna 100 m terug lopen.


Deelname is gratis, maar vanwege beperkte zaalruimte is aanmelding noodzakelijk.

Aanmelden vóór 10 maart 2008 (bij voorkeur per e-mail) bij Centrum IIMO
t.a.v. Jeannette Boere a.c.m.boere@uu.nl Heidelberglaan 2,
3584 CS Utrecht / tel. 030 – 253 2079

dinsdag 19 februari 2008

Nederlanders en ´hun´ moslims. Lessen uit een koloniaal verleden?

Einde jaren 1930 telde het Koninkrijk der Nederlanden zo´n 85 miljoen inwoners. 9 miljoen in Nederland zelf, een 75 miljoen in de grote kolonie Nederlandsch-Indie. Omdat daar ruim drie kwart moslim is, telde het Koninkrijk dus 56 miljoen moslims of zo´n 65%. Een hele grote meerderheid dus, ongeveer 2/3. Hoe gingen de Nederlanders daarmee om? Zijn uit die ervaringen met moslims ook voor deze tijd nog lessen te leren?
Uit de geschiedenis worden in het algemeen weinig lessen geleerd, maar er vallen zeker boeiende vergelijkingen te trekken. Allereerst was er het probleem van associatie (het toenmalige woord voor integratie). Hoe kunnen die twee gebiedsdelen tot een ´geestelijke band´ komen? Dan was er het praktische probleem van wetgeving en andere maatregelen voor moslims. Onder de oorspronkelijke moslim-heersers waren de moskeeleiders en rechters van sjarie´a-rechtbanken benoemd door de administratie. Wel, dat gebeurde bij de koloniale overheerser ook nog. In naam der koningin werden imams in de grote moskee van een district benoemd en betaald. De sjarie´a-rechtbanken gingen ook gewoon door. Alhoewel ´gewoon´? De Nederlandse koloniale ambtenaren konden het niet laten om zich zeer intensief met ´hun´ moslims te bemoeien. Betuttelend, dat waren ze toen ook al. Dat blijkt onder meer uit een boeiende vergelijking van de Nederlandse met de Franse en Engelse kolonialen, ooit uitgevoerd door een Fransman die met een Nederlandse was getrouwd. Dan blijkt ook dat die verschillen tussen de drie landen nog steeds doorspelen.
Voor de geschiedenis, maar ook voor het huidige debat over de integratie vallen dus heel wat zaken te leren uit de geschiedenis, ook al zijn het vaak niet de leukste dingen, want er blijkt ook weer weinig echt geleerd te zijn uit de geschiedenis.
Prof. Karel Steenbrink, geboren in 1942, deed rond 1970 onderzoek naar Islamitisch onderwijs in Indonesie en doceerde van 1981 tot 1988 aan de Staatsacademie voor Islamwetenschappen van Jakarta en Yogyakarta. Daar vroegen zijn studenten hem vaak of die koloniale Nederlanders het echt meenden als ze dachten dat het koloniale systeem er was om een land als Indonesie klaar te maken voor de moderne wereld. Wel, dat geloofden die ambtenaren vaak echt, ook al verdienden ze meestal ca. 30 keer zo veel als hun ´inlandse´ medewerkers. Over deze zaken zal Steenbrink spreken bij de Dialoog/Akademie, Rochussenstraat 221 te Rotterdam. Info zie http://www.dialoogacademie.nl/webapp/

zondag 3 februari 2008

Nu ook islamitische elementen in de Da-Vinci-Code sfeer

Michel Benoît, The thirteenth apostle. Richmond: Alma Books, 2007, 360 blz. € 14.99

Sinds een twintig jaar is er een genre reli-detectives ontstaan, dat kennelijk nog steeds aan populariteit wint. Eco’s bestseller De naam van de roos uit 1984 speelde zich af in de mysterieuze sfeer van kerkelijke leiders die de eigenlijke leer geheim wilden houden voor het gewone volk en desnoods met moorden hun gezag wilden vasthouden. Dan Brown zag wereldwijd 50 miljoen exemplaren verkocht van zijn Da Vinci Code, geschreven volgens dit procédé. Er zijn talloze navolgers geweest. Een van de meer succesvolle (wat de marketing betreft dan) is de recente (2006) van de Fransman Michel Benoît, waarvoor zijn regering zelfs een vertaalsubsidie gaf. Het boek suggereert dat een geheim Pius V genootschap in het Vaticaan weet heeft van de boodschap van een dertiende apostel van Jezus. Die zou niet uit Galilea komen, als de anderen, maar uit de hogere kringen van Jeruzalem. Hij zou de gastheer bij het laatste avondmaal van Jezus zijn geweest en auteur van een deel van het Johannes-evangelie, namelijk die delen waarin ook andere vooraanstaande Joden voorkwamen als Nicodemus, Jozef van Arimetea en Lazarus. Hij zou een echte monotheïstische Jood gebleven zijn. Anders dan de Jezus-leerlingen Petrus en Jakobus en ook anders dan Paulus, die allemaal Jezus als Zoon Gods en God erkenden, bleef hij Jezus zien als een belangrijk joods profeet. Jezus zou niet voor niets de Nazoreeër geheten hebben, want dat is ook de naam van de groep van Jezusvolgelingen die geheel trouw bleven aan het jodendom in de eerste eeuwen. Bovendien is dat ook de naam van de Jezusvolgelingen zoals die in de Koran gebruikt is. Mohammed was in zijn eerste jaren als profeet eigenlijk een trouwe volgeling van de echte Jezus, maar werd in zijn latere leven politieker en gewelddadiger en zodoende toch weer geen echte opvolger. “Mohammed moet de Nazoreeërs in Mekka gekend hebben, waarnaar de gevlucht waren toen ze uit Jordanië waren verdreven. Hij was tot hun leer aangetrokken en werd bijna een van hen. Maar toen hij naar Medina vluchtte werd hij een leider van een militie.ˮ (313). De basisleer van de dertiende apostel, dat Jezus geen zoon van God was, vinden we toch in de islam terug. Het hele boek staat overigens vol met allerlei onmogelijke wendingen, zoals een Egyptische geheim agent Muchtar en een Mossad, Joodse agent, die dan weer samenwerken met een kardinaal om dissidente katholieke priesters uit de weg te ruimen, dan weer hun eigen agenda hebben. Al met al een boek voor de liefhebbers van het genre, ook al zou het een eeuw geleden zeker op de Index van voor katholieken verboden boeken terecht zijn gekomen omdat er een grote haat tegen de leiding van de katholieke kerk uit spreekt. Maar het boek is ook wel een teken hoe zelfs in dit soort teksten de islam als religie mee begint te spelen.‒

woensdag 23 januari 2008

Een vierde wereldoorlog of toch interne strijd...

Sinds enige tijd circuleert het idee van een vierde wereldoorlog. WO I was de loopgravenoorlog van 1914/1918. WO II die van de hele wereld, Europa, Pacific, Jodenvervolging en het einde met een atoombom op Hiroshima, Nagasaki. WO III zou dan de Koude Oorlog moeten zijn van 1945 tot 1989. WO IV wordt wel de strijd tegen islamitisch terrorisme genoemd, in alle hevigheid losgebarsten na 11 sept. 2001.

Is dit een realistisch kijk. Het westen dus tegen de islam. Moslims voelen in heel wat landen de zaken anders. Zij zien dat in de 18e en 19e eeuw het kolonialisme is losgebarsten met als hoogtepunt de jaren 1930 toen 80 tot 90% van de moslimwereld koloniaal werd overheerst. Irak was tot 1958 onder de Engelsen, Syrie en Jordanie onder de Fransen. Ja, dat vergeten wij maar te gemakkelijk. Zij daar niet. Die denken dus dat dit gewoon een methode is om die olierijke gebieden nog steeds te overheersen, nu onder de noemer van strijd tegen terrorisme.

De echte slachtoffers zijn de moslims zelf. Wat er gaande is, is dus absoluut geen vierde wereldoorlog, maar eerder een interne strijd tussen moslims over de koers die deze maatschappijen moeten volgen. Naar westers model. Nou, dat is geprobeerd tussen 1960 en 1990, toen Nasser in Egypte, de Sjah in Iran, Soekarno in Indonesie en Bourguiba in Tunesia aan de macht waren. Democratisch, socialistisch en vooral corrupt. Dat is dus mislukt. Daarom wordt nu de islam als alternatief geprobeerd en het blijkt voorlopig ook nog niet zo´n succes te zijn. Interne problemen vooral en wat neokolonialisme. Maar dat mogen we geen WO IV noemen.

7 Fragmenten over Karel Steenbrink, deel 7

Bij de verdediging van een proefschrift horen stellingen. Bij mijn dissertatie uit 1974 had ik een stelling toegevoegd naar aanleiding van een vroege poging, rond 1970 al, om het zo stroperig moeizame proces van eenwording tussen Hervormden en Gereformeerden wat te versnellen. Een groep van 18 had toen voorgesteld dat alle Hervormden tegelijk ook het Gereformeerde lidmaatschap zouden aanvragen en omgekeerd. Op deze manier zouden de leden van de twee kerken dan allemaal lid van elkaars kerk zijn geworden en was het probleem opgelost. Het bleek toch ingewikkelder en de eenwording is er nu, einde 2002, nog steeds niet. Hoopvol gestemd heb ik toen naar aanleiding van dat initiatief geformuleerd: Wellicht mede naar analogie van ideeën die leven onder hervormden en gereformeerden in Nederland, zou de mogelijkheid voor een 'dubbel lidmaatschap' van christendom en islam onderzocht moeten worden.
Is een dubbel lidmaatschap van christendom en islam een aardige optie om de dialoog te versnellen? Ik denk het eigenlijk niet, want de meerderheid der leden en vooral de religieuze leiderswijzen dit sterk af. De laatste jaren denk ik zelf ook niet meer aan een dubbel lidmaatschap. Regelmatig ontmoet ik moslims die mij vragen, waarom ik geen moslim wordt, als ik toch zo openlijk over allerlei zwakheden en problemen in de katholieke kerk kan praten en tevens sympathie kan tonen met zoveel moois in de wereld van de islam. Op zo’n vraag antwoord ik tegenwoordig meestal, dat het weinig zin heeft om van godsdienst te veranderen. Als je moslim wordt, dan ben je een moe’allaf, een beginneling. Je hebt bijzondere privileges, je krijgt zelfs recht op steun vanuit de islamitische armenbelasting, de zakat. Kleine fouten zullen moslims je dan ook nog gemakkelijk vergeven. Maar je mag natuurlijk geen kritiek hebben. Je moet wel de islam ‘als geheel’ accepteren en omarmen. Wat dat precies inhoudt, hangt af van de moslimleiders in je omgeving, maar je hebt als beginneling maar heel weinig anders te vertellen dan dat het allemaal zo mooi is. Dan kun je eigenlijk maar beter bij je oude religie blijven, ook al zitten daar haken en ogen aan. Als geboren katholiek mag je best af en toe wat mopperen over Vaticaan en kerkstucturen. Dan is het je goed recht om sommige dingen wel en sommige niet te accepteren. Die religies van ons mensen hebben nu eenmaal een hele grote traditie, niet alleen van fouten, ook van grote en bemoedigende gedachten. Maar je moet wel de vrijheid hebben er een beetje selectief mee om te gaan. Daarom raad ik iedereen hierbij aan om zeker maar in je oude religie te blijven en er zoveel mogelijk van te genieten, zonder al die heerlijke bijgerechten te versmaden.

7 Fragmenten over Karel Steenbrink, deel 6

Ik had in Jakarta en vooral Yogyakarta ook nogal eens contact met de Nederlandse en Indonesische Jezuïeten die daar de katholieke kerk leiden. In Yogyakarta ontmoette ik ze niet alleen om met Nederlanders onder elkaar een pilsje te drinken na het werk ‘in de wijngaard des Heren’ (waarbij ik dan wel op het perceel van de buurman, alias concurrent werkte). De Jezuïeten hadden in Yogyakarta ook een fantastische bibliotheek, met de beste oriëntalistische werken. Ook mijn vrouwelijke studenten gingen er graag naar toe: vanwege de prima service, de unieke boeken en de airconditioning in de bibliotheek. Je zag er vaker meer gesluierde dan ongesluierde vrouwelijke studenten.
Op een gegeven moment kwam er in Yogyakarta een Engelsman bij me, medewerker van een project van de wereldbank voor ‘toeristenvriendelijke’ muziek bij de hotels en ontspanningsgelegenheden. Hij was verliefd geworden op een prachtige alt en vroeg mij of ik hem kon vertellen hoe hij moslim kon worden, want dat was de voorwaarde van de toekomstige schoonfamilie voor het huwelijk dat volgende week gesloten zou worden. Ik bracht hem in contact met het islamitische studentenpastoraat en twee dagen later al zou de ‘opname in de islam’ plaats vinden. Ik was ook daarbij en zag tot enige verbazing mijn naam op de lijst van getuigen staan. Na de eigenlijke opname kreeg eerst de rector van de IAIN, toen ikzelf het woord. Ik bekritiseerde eerst de formule van de geloofsovergang. Ook al was de roodharige musicus nauwelijks een echte Anglicaan, hij moest toch het christendom afzweren en de islam omhelzen. Naar mijn mening (ik kreeg daar later ook gelijk in) hoef je het christendom helemaal niet af te zweren om moslim te worden, omdat de islam inclusief is. De boodschap van Jezus wordt ook als een authentieke verwoording van de islam geaccepteerd. Maar daarna prees ik deze religieus inactieve, dat hij de laatste tijd veel over religie, vooral islam gelezen had en zich realiseerde dat hij bij dit internationale huwelijk wel degelijk ook rekening zou moeten houden met religieuze verschillen. De lokale pers en fotografen van islamitische tijdschriften waren bij deze plechtigheid aanwezig en het geheel kwam dus ook bij de Jezuïeten ter tafel. Die hebben mij nog enkele keren ter verantwoording geroepen: hoe kon ik als katholiek meewerken aan een overgang tot de islam? Mijn verweer was, dat ik enigszins geholpen had bij de religieuze activering van een religieus onverschillig persoon en dat toch als iets goeds kon zien. Het conflict is nooit helemaal opgelost, maar met een aantal Jezuïeten ben ik in ieder geval goede vrienden gebleven.

7 Fragmenten over Karel Steenbrink, deel 5

Ter voorbereiding van een proefschrift over de moderne islam in Indonesië, bezocht ik in 1970-1 gedurende een jaar een groot aantal pesantren, een soort kloosterscholen. Een pesantren heeft leerlingen in de leeftijd van 12-30 jaar. De leraar, kiyahi, onderwijst er zijn leerlingen in de gevraagde vakken. Belangrijkste vak is de islamitische plichtenleer (met een ongelukkig woord ook wel islamrecht genoemd, het Arabisch woord sjarie’a betekent ‘weg’ en heeft dus meer van richtlijn, levenspad). Sommige pesantren zijn gespecialiseerd in het van buiten leren van de Koran. Andere zijn weer beroemd om hun inwijding in de mystiek, of voor de encyclopedische kennis van de overleveringen van Mohammed. Er zijn er ook die de islamitische kunsten van koranvoordracht of kalligrafie bijzondere aandacht geven. Sommige hebben ook een nauwe band met ontwikkelingsorganisaties en leiden de leerlingen op tot propagandisten voor nieuwe methoden van landbouw en bouwtechniek.
Als belangrijkste pesantren voor mijn onderzoek koos ik een grote school, die van Gontor. Daar werden behalve de islamwetenschappen ook de algemene vakken van de middelbare school gegeven. Aan de pesantren van Gontor was ook een hogere theologische opleiding verbonden. Er zaten 1200 leerlingen in de kloosterschool. Zij sliepen in groepen van 20 in de klaslokalen. De banken werden ’s avonds weggezet en de matjes voor het slapen uitgespreid. Ik kreeg voor de drie maanden dat ik daar permanent verbleef wel een eigen kamer in een speciaal huis voor buitenlandse studenten. Behalve ikzelf waren daar nog twee studenten uit het islamitische deel van Thailand, de provincie Patani. Dan was er nog een moslim-Japanner.
Bij aankomst voor het langere verblijf in Gontor vroeg ik ook om deel te mogen nemen aan het gebed in de moskee. Ik verklaarde dat ik katholiek was en voorlopig geen plannen had dat te veranderen. Maar ik had al veel Koran gelezen, kende een aantal korte soera’s van buiten. Bovendien had ik me ter voorbereiding de precieze regels voor de rituele wassingen eigen gemaakt, had dat ook onder leiding van moslims op de onderzoeksreis geoefend. Het verzoek tot deelname aan het moskeegebed riep enige verbazing op. Ik kreeg eerst een Koran voorgelegd, geopend bij soera 112. Ik werd gevraagd die Arabische tekst te lezen en te vertalen. In Nederlandse vertaling luidt die:

In de naam van God, de Erbarmer, de Barmhartige
Zeg: Hij is God, één.
God, Die het al bewaart;
baarde niet, is niet gebaard
en niets is Hem gelijk, niet één.
Bij de discussie hierover kon ik benadrukken, dat de eerste zin van het christelijke Credo ook luidt: Credo in unum Deum, ik geloof in één God. Daarom zou deze korte soera (die zeer vaak in het gebed gebruikt wordt) ook geen probleem hoeven te zijn. Ook niet de zinsnede baarde niet, is niet gebaard, omdat dit immers tegen pre-islamitisch Arabisch heidendom is gericht en niet tegen het christendom. God ‘baart’ immers niet op een lijfelijke manier als hier beschreven staat. De betekenis van de profeet Jezus als Gods Zoon moet op een heel andere manier begrepen worden. Het duidt allereerst op een Godsverbondenheid, die niet eens uniek of exclusief hoeft te worden begrepen. Er werd nog lang over gediscussieerd, maar uiteindelijk kreeg ik de toestemming. Wel onder strikte voorwaarde, dat ik me ook netjes aan de voorgeschreven wassingen en reinheidsverplichtingen zou houden.

7 Fragmenten over Karel Steenbrink, deel 4

Deze dubbele loyaliteit van Luypen brengt me op een gebeurtenis van enkele jaren eerder, een gebeurtenis die ik ook vaak aan moslims heb verteld. Op het Klein-Seminarie, een gymnasium-opleiding met heel veel aandacht voor Latijn en Grieks, hadden wij een priester-leraar, Anacletus ter Huurne. Hij vond het jammer, dat wij bij Grieks alleen de drie auteurs voor het eindexamen lazen, Homerus, Herodotus en Plato. Eenmaal per week kregen daarom ‘ter kennismaking’ een tekst van een andere auteur. Dat hoefden wij niet voor te bereiden. Hij gaf zo’n tekst dan in stencil en wij moesten in een half uur maar begrijpen waar dat allemaal over ging. Op een gegeven dag vroegen wij pater Anacletus om ook eens een keer een tekst uit het Griekse Nieuwe Testament als voorbeeld van zijn Griekse teksten te nemen. Hij keek even verbaasd, bijna boos bijna. En zei toen: “Het Grieks van het Nieuwe Testament? Maar dat is toch slecht Grieks! En heel eenvoudig. Als jullie later theologie studeren, lees je dat gemakkelijk.” Voor deze man, nu nog trouw levend als celibatair priester, waren er twee belangrijke werelden. Enerzijds de prachtige wereld van de klassieke cultuur. Homerus, Plato en vooral Seneca waren voor hem zeer belangrijk als bron van grote levenswijsheid. Daarnaast was er bij hem een grote waardering en liefde voor het christendom, de bijbel, de katholieke liturgie. Niemand kon zo mooi als hij in de Goede Week het passieverhaal zingen. Met zijn grote feeling voor de kracht van het Latijn van de Vulgaat-vertaling, kon hij dat op onnavolgbare wijze reciteren. Maar Grieks van het Nieuwe Testament was heel wat anders. Wij kregen dus geen goede taalkundige inleiding, en moesten wachten op de echte theologie-studie, waar inderdaad eigenlijk nauwelijks echte aandacht aan die taalkundige kant van het Grieks van het evangelie werd gegeven. Voor moslims, die dit verhaal later nogal eens van mij gehoord hebben, was het wel zeer eigenaardig om te horen dat het Grieks van het Nieuwe Testament voor ons ongeveer dezelfde kwaliteit heeft als het Engels dat wij tegenwoordig in allerlei academische ontmoetingen spreken en schrijven: min of meer verstaanbaar, maar verre van volmaakt en zeker niet elegant. En dat terwijl het Arabisch van de Koran voor moslims het meest volmaakte is en voor niet-moslims, die zich daarin inwerken, toch ook fascinerend kan werken.

7 Fragmenten over Karel Steenbrink, deel 3 Muren die vallen!

In de jaren 1970 stond er op de lange wand van de mensa van de Eindhovense Technische Universiteit een prachtige spreuk: “Gelukkige slaven zijn de grootste vijand van de vrijheid”. Typisch 70er jaren. Met de afgebakende wereld van mijn jeugd ben ik nooit ongelukkig geweest. Ik denk nog met weemoed terug aan de wierook, de brandende kaarsen, de opgewonden gezichten bij processies, de inspanningen die de priesters in onze parochie zich getroostten om alle kinderen op de katholieke school te krijgen. Een pastoor huilde zelfs eens op de preekstoel toen hij vertelde, dat er nog een enkel katholiek gezin was dat zijn kind op de neutrale school deed. Wat moest daarvan komen? En dan een pastoor, toch ook een man, huilend in het openbaar! En de inspanningen van de priesters om de volleybal-club van de parochie zo succesvol mogelijk te laten zijn. Want dat was immers de markt voor exclusief-katholieke huwelijken. Gemengde ontspanning onder priesterlijke controle. Toen vond ik het niet erg en nu is het al weer zo lang geleden, dat ik er eerder met weemoed dan kwaad naar terugkijk. Mijn vader stuurde wel een telegram naar een nicht die een gemengd (katholiek-protestant) huwelijk aanging. Maar het was geen gelukstelegram en er stond ook geen proficiat op. Neen: “Het beste gewenst in jullie verdere leven” dat klonk toch vriendelijk maar tegelijk ook religieus correct genoeg om te versturen.
Ik kan me persoonlijk nauwelijks meer herinneren hoe in de jaren zestig dat beeld instortte, hoe de muren om het katholieke bolwerk inzakten. Ik studeerde toen theologie aan een katholiek seminarie op de Cauberg van Valkenburg, Zuid-Limburg. Dat was toen nog een vrijwel homogene katholieke wereld. Een belangrijke aanzet tot de veranderingen was grondige wijziging in de opzet van de eerste twee jaar studie, geheel gewijd aan de filosofie. Tot eind jaren 1950 waren die nog geheel in het Latijn en strak in het keurslijf van de laat-Thomistische traditie, helemaal in de apologetische sfeer. Filosofie niet alleen als dienstmeisje van de theologie (ancilla theologiae), maar eerder als wapendrager. De filosofie zou de instrumenten moeten geven om de katholieke theologie dan nader op te bouwen. In 1956 was er nog een geruchtmakende visitatie van de katholieke theologische opleidingen geweest. Meerdere theologen waren toen ontslagen en er waren nog eens strikte instructies voor orthodoxie gegeven. In 1961 resulteerde dat in een typisch katholieke oplossing. De Latijnse handboeken stonden nog in groot aantal in de collegezaal. Zij zouden dus binnen enkele seconden op de tafels kunnen komen. Maar in feite werd een zeer veelvormige inleiding in de filosofie gegeven. Het was eerder een geschiedenis van de filosofische methodiek dan een typisch katholieke leer. Vanaf de Griekse, de middeleeuwse en de zo moeilijke leer van Kant en Hegel, kwamen we uit bij wat toen het modernste was: Heidegger, in de prachtige Nederlandse vertaling van de taalkunstenaar Luypen, een Augustijner monnik, die volgens mij vooral aan de filosofie verslingerd was. Ik heb hem later nog wel eens horen preken, en dan gaf hij een prachtige analyse van een bijbeltekst, zo’n beetje tussen zijn heldere analyse van filosofische begrippen door. Die twee wist hij enerzijds prachtig gescheiden te houden, anderzijds in tweeluik op een pakkende wijze te presenteren.

7 Fragmenten over Karel Steenbrink, Deel 2

De verschillen tussen religies worden vaak geformuleerd in waarheden. Voor katholieken en protestanten is dat bijvoorbeeld, dat de een gelooft in de onfeilbaarheid van de paus, de ander niet. Maar in mijn vroegste herinnering zitten de verschillen eerder bij een emotionele afkeer, die misschien niet beter kan worden aangeduid dan dat je de ander onrein vindt. Ik woonde als kind in een huis dat hoorde bij twee blokken van zes, die begin jaren 1950 waren gebouwd. De huizen waren voor grote gezinnen, zoals vooral de katholieken die toen nog veel kenden. Ik was zelf de tiende van twaalf. Dat was geen uitzondering. In de 12 huizen woonden 96 kinderen. Eén gezin was protestant. Zij hadden een jongen van mijn leeftijd. Hij ging natuurlijk niet naar dezelfde school, maar naar de Savornin Lohmanschool, de school met de moeilijke naam, ook te veraf om er echt veel contact mee te hebben. We speelden toch wel met elkaar. Voor mij was toen het meest eigenaardige dat hij op vrijdag vlees at. Dat heb ik hem ook wel gevraagd. Ja, dat deed hij en vond het heel gewoon. Ik vond dat toen vies: door op vrijdag vlees te eten deed je zonde, was je dus vies, onrein. En ook al zag hij er verder best netjes uit, dat onreine straalde hij volgens mij toch wel uit. Mijn ouders of anderen hebben me dat niet aangepraat. Dat kun je als kind kennelijk makkelijk zelf bedenken, zo’n toepassing van zo’n begrip. Ik heb naderhand van een Molukse moslimvrouw ook gehoord dat zij na de gewelddadige strijd van begin 1999 contacten zocht met christenen en daar ook aan huis kwam. De eerste keer dat zij van zo’n bezoek thuis kwam nam zij een bad om zich te reinigen. Er zit in de algemene menselijke logica zo’n afschermingsmechanisme van een vreemde, dat er zo’n onreinheidsidee bedacht kan worden. Dit heeft niets te maken met een alziende God, die de fouten van zijn mensen allemaal ziet en bestraft. Dit is een zeer eenvoudige maar sterke menselijke logica, die op die manier gemakkelijk scherpe grenzen tussen groepen mensen kan trekken. Ik heb bij moslims later ook nog wel eens vergist en in hun nabijheid een pilsje ingeschonken. Het is een keer gebeurd, dat een moslim toen meteen een smoes verzon om te kunnen verdwijnen. Hij vertelde mij later dat hij van alcohol geur een afkeer had, een soort allergie, zoals mensen die ook wel hebben voor rook van sigaretten.

7 Fragmenten over Karel Steenbrink, deel 1

Verschenen in: Ilse N. Bulhof e.a. (red.), Mijn plaats is geen plaats. Ontmoetingen tussen wereldbeschouwingen, Kampen: Klement, 2003, 51-66. Titel was: Kun je als Katholiek ook een beetje moslim zijn? Op de site geplaatst als kennismaking met Karel Steenbrink


In deze bijdrage bied ik fragmenten van een leven van een goed opgevoede katholiek, die zonder de eigen religie te verlaten toch ook (weer? elementen van!) islam wil erkennen en beleven.

Mannelijk en vrouwelijk katholicisme?

Binnen de grote katholieke traditie zijn veel variaties, die met een redelijk groot gemak naast elkaar kunnen bestaan. Mijn vader was hoog-kerkelijk: het religieuze speelde zich vooral af rond het kerkgebouw. In de jaren 1940 en 1950 ging hij meestal tweemaal per dag ter kerke: in de vroege morgen voor de mis, in de avond voor het Lof, de aanbidding van de hostie die in een gouden monstrans werd uitgestald. Wij woonden in Breda in de parochie van het Heilig Sacrament (aan de Zandberglaan, de kerk die werd overgenomen door het koor toen de bisschop hem onlangs wilde sluiten). Aan de eredienst werd veel zorg besteed. Een jongenskoor moest iedere avond (met de mannen) het Lof zingen en daarvoor repeteerden zij zo’n drie keer per week, meteen na school. Ook kinderen van de lagere school werden geacht zeer vaak ’s morgens naar de kerk te gaan: de onderwijzer zat in de kerk om zijn klas netjes te houden. We kregen een bonnetje als we naar de kerk gingen. De schooldag begon met het noteren van de kerkgangers en op ieder rapport stond ook vermeld hoe vaak iedere leerling per trimester in de kerk was geweest. Mijn vader ging wel iedere morgen naar die kerkdienst maar genoot vooral ’s avonds van de muziek van het koor.
Mijn moeder was niet zo gesteld op al die kerkdiensten. Zij was er meer een van het kleine individuele gebed. Toen wij later in Den Bosch woonden en de oudere kinderen werkten, of naar middelbare school gingen, kwam er een verschillend ritme van opstaan. Zij vond het belangrijker om met iedereen die ontbeet een kop thee te drinken en een beschuit te eten, dan zelf naar de kerk te gaan. Als zij boodschappen deed op de markt ging zij wel een tijdje zitten bij het Mariabeeld van de Zoete Moeder in de Sint Janskathedraal. Dat was meer haar individuele stijl van gebed, zonder grote koren of processies, laat staan preken. Gewoon die stilte, dat vond zij prettiger dan de uitgewerkte en formele eredienst. Tot en met volksgeloof, met devotie voor enkele heiligen. Toen zij later in het bejaardenhuis kwam, was er geen Anthoniusbeeld. “En die oude mensen zijn toch zo vaak iets kwijt en dan hebben zij geen beeld om hun gelofte in te lossen,” zei zij tegen haar kinderen. Bij het volkse katholicisme hoort de devotie tot de Heilige Antonius. Als je iets kwijt bent beloof je een dubbeltje of een kwartje aan Antonius, je zegt een gebedje (“Heilige Antonius, beste vrind, zorg dat ik mijn handschoenen enz. weer vind”) en als je je spulletjes weer gevonden hebt, dan moet je die belofte ook inlossen. Toen mijn moeder dus in het bejaardenhuis kwam, vormde zij al gauw een commissie, waarin ze zelf als enige actief was om geld in te zamelen voor een Anthoniusbeeld in de kapel van dat huis. Het beeld staat nog altijd in de kapel van De Wulverhorst van Oudewater.
Het verschil tussen het ‘officiële’ katholicisme van mijn vader en het meer volkse geloof van mijn moeder heeft nooit merkbare spanningen opgeleverd. Ik denk dat ik die verschillen in mijn jeugd zelfs niet eens echt goed heb opgemerkt. Misschien heb ik het ook wel gewoon toegeschreven aan een mannelijke of meer vrouwelijke beleving van geloof. Dat was geen pijnlijke tegenstelling en je kunt het zeker niet vergelijken met de interconfessionele of inter-religieuze verschillen. Maar soms denk ik toch wel eens dat het eigelijk tussen de religies zo zou moeten zijn als tussen de diverse varianten binnen de katholieke kerk, die eigenlijk toch ook zo groot zijn, maar elkaar niet uitsluiten. In Den Bosch deden we allemaal mee aan de diverse ceremonies rond het beeld van de Zoete Moeder (zo ook meelopen in de processies), maar als je dat niet zou doen zou dat ook wel goed zijn. Je mocht naar de Stille Omgang, eenmaal per jaar in Amsterdam, maar dat was evenmin verplicht. Zo zijn er gelukkig heel wat varianten die vrijblijvend zijn en een behoorlijk grote innerlijke tolerantie in de katholieke kerk hebben gegeven. Met Vaticanum II is er eigenlijk een grotere eenvormigheid in de katholieke kerk gekomen. Er kwam meer nadruk op de offiële liturgie en allerlei ‘devotionalia’ kregen de bijklank van onecht en kwalijke bijzaak. Toen is ook de tolerantie voor de verscheidenheid minder geworden. De “8 Mei Beweging” is scherp tegenover de (welhaast van nature, of door hun ambt, ex officio, daar kunnen zij dus zelf ook niets meer aan doen) vaak conservatieve bisschoppen komen te staan. Maar beide partijen hebben een nogal eenkennig katholicisme bepleit.